
“Ik moet dit van me afschrijven”, dacht ik in de auto op de terugweg naar huis. Het was al bijna 19 uur. Mijn werkdag was wat uitgelopen. Dat kwam natuurlijk omdat ik croque monsieurs had gebakken als avondmaal voor de bewoners van onze beschermde leefgroep, maar ook omdat de deur langswaar ik naar buiten zou gaan, strategisch werd geblokkeerd door een dame die naar huis móest en zou gaan.
Met een grote, gevulde plastic tas stond ze op vinkenslag vlak aan de deur. Vanaf er mensen binnen kwamen of naar buiten gingen, glipte ze mee. Mevrouw moest naar huis, haar mama stond te wachten met het eten. “Echt, ik begrijp niet waarom ik hier moet blijven, ik heb niks misdaan”, zei ze. “En mijne man die weet ook niet waar ik uithang”, vervolgde ze. De collega’s reageerden met respect en waren bijzonder begripvol.
Ik herinnerde me hetgeen Katrin me had verteld. “Mensen met een doel zijn heel krachtig”, had ze gezegd tijdens de opleiding behoeftengebaseerd zorgen. “Probeer iemand die naar huis wil om bijvoorbeeld voor zijn kinderen te gaan zorgen maar eens tegen te houden”. Inderdaad, de sfeer was intussen grimmiger geworden,
de frustraties bij mevrouw intenser. De gemoederen liepen op. Alle goede intenties en pogingen van de collega’s en mezelf om de rust terug te brengen, draaiden steeds uit op een sisser. Mevrouw had op alles een pasklaar antwoord, zo van die antwoorden die je met een mond vol tanden doen staan.
Mevrouw begon te roepen en hardhandig met de deuren te rammelen. Binnenin ging ik kapot, maar ik bleef rustig. Alle registers hadden mijn collega’s en ik al opengetrokken, we voelden ons machteloos bij het zien van zoveel pijn.
Toen dacht ik, laat ik tegen alle advies in toch eens voorzichtig proberen om mevrouw naar het hier en nu te brengen. Ik wist dat deze ‘techniek’ eerder al voor rust had kunnen zorgen bij haar. “Ach ja da’s juist”, had mevrouw toen gezegd. “Ik was alweer vergeten dat het in mijn hoofd wat scheef zit”.
Maar nu kreeg ik enkel verwijten naar mijn hoofd geslingerd. Dat ik een leugenaar was en dat ze de politie erbij ging halen. Ik toonde begrip. De geur van een lekkere croque monsieur kon haar niet op andere gedachten brengen. Natuurlijk niet, bedacht ik, haar mama wachtte thuis immers met lekker eten.
“Ik ben altijd zó graag naar jullie winkel gekomen, maar nu zullen jullie me hier nooit meer terugzien. Heb je dàt nu ooit al geweten, een winkel waar je wordt opgesloten!?!”, riep ze verontwaardigd.
Toen vroeg mevrouw mij of we een sluitingsuur hadden. Ze zou nog tot sluitingstijd wachten. “Wij zijn 24 uur op 24 uur open”, had ik geantwoord.
Niet mijn beste antwoord, zo bleek. Mevrouw liep woedend van de deur weg. “Bende leugenaars, dat zijn jullie!”, schreeuwde ze. “Ik ga dit kot hier in brand steken!”.
Ik bleef sprakeloos staan. “Maar niet met jullie erin”, voegde ze er stil aan toe.
Toch nog met een positieve noot geëindigd.... Zo gaat dat door de Roze Bril van Leen!